Spelend leren over bodem en biodiversiteit

Recent verscheen Duurzame ontwikkeling in het PO van Stan Frijters, Aeres Hogeschool Wageningen. Een publicatie van het Schoolleidersregister PO met theorie en praktijkvoorbeelden uit de wereld van ‘leren door duurzame ontwikkeling’. Hieruit publiceren we het voorwoord van Arjen Wals.

alexandr-podvalny-TciuHvwoK0k-unsplash

Mag je kinderen wel opzadelen met de grote mondiale problemen die op ons afkomen, problemen die veroorzaakt zijn door oudere generaties? Moet je kinderen niet vooral kind laten zijn en ze de vrijheid geven om de wereld te ontdekken op hun eigen wijze, niet gehinderd door de doom and gloom van alledag, zodat zij hun eigen plek kunnen vinden in die wereld?

Vanuit een pedagogisch perspectief zijn dit terechte, zij het ietwat retorische vragen. Daar ‘tegenover’ kun je stellen dat, of je het leuk vindt of niet, kinderen onvermijdelijk al worden blootgesteld aan vragen rond klimaatverandering, verdwijnen van soorten, dierenwelzijn ongelijkheid, onrechtvaardigheid, armoede, et cetera. Soms gebeurt dit heel direct en persoonlijk, soms meer op de achtergrond via bijvoorbeeld het Jeugdjournaal of gesprekken en beelden die ze her en der opvangen.

‘Tegenover’ staat hierboven tussen aanhalingstekens want vanuit een pedagogisch perspectief kun je ook de vraag stellen: ‘Mag je kinderen wel goede manieren onthouden om met deze problemen om te kunnen gaan? Is het wel eerlijk om ze niet te voorzien van de bagage die zij nodig hebben om te gaan met deze vaak ingewikkelde en ook emotioneel belastende problemen?’

Onderwijs heeft zich de afgelopen decennia vooral gericht op het inleiden in en voorbereiden op de wereld. Vooral een wereld waarin het vinden van werk, bijdragen aan de economie, het vergaren van een goed inkomen en het ontwikkelen van kwaliteiten als zelfredzaamheid, weerbaarheid en het liefst ook nog een vleugje nieuwsgierigheid, ondernemerschap en de motivatie om een leven lang te leren, van belang zijn. De vraag ‘Wat vraagt de economie van ons onderwijs?’ was een vanzelfsprekende waar weinig mensen moeite mee hadden.

Echter, de wereld waarin wij ons nu bevinden is er een van door de mens veroorzaakte klimaatverandering, massale uitsterfte van soorten, extreme ongelijkheid en geopolitieke conflicten, vaak over grondstoffen. Maar ook een van toenemende polarisatie, verwarring en wantrouwen van overheid, bestuur en wetenschap. Ietwat provocerend zou je kunnen stellen dat onderwijs aan de basis heeft gestaan van veel technologische vernieuwing en allerlei innovaties en het cultiveren van bepaalde waarden die onbedoeld hebben bijgedragen aan de wereld waarin wij nu leven.

Vandaag is de vraag niet langer ‘Wat vraagt de economie van onderwijs?’ maar ‘Wat vraagt de aarde van ons onderwijs?’ Wat is de pedagogische opdracht van ons onderwijs in wat wetenschappers het antropoceen noemen. Volgens de Britse econome Kate Raworth is de existentiële uitdaging waar wij als soort voor staan, het leren leven binnen ecologische grenzen (klimaat, biodiversiteit, ozonlaag, water, bodem, lucht et cetera) en wel op een menswaardige manier met een sterk sociaal fundament (goed en toegankelijk onderwijs, rechtvaardigheid, billijke verdeling, behoorlijk bestuur, aandacht voor democratie mensenrechten, et cetera).

Onderwijs kan hier bij uitstek aan bijdragen. Niet door dogmatisch, indoctrinerend en belerend met opgeheven vingertje kinderen tegemoet te treden en te conditioneren om bepaald gedrag te gaan vertonen, maar juist door hen actief te betrekken bij de zoektocht naar een betere houdbare wereld voor de mens en andere soorten en hen uit te rusten met de competenties die zij daarvoor nodig hebben. Denk aan een zorgende en kritische houding, empathie, solidariteit met mensen ver weg, toekomstige generaties, andere soorten en zogenaamde ‘duurzaamheidscompetenties, denk aan omgaan met complexiteit, meerduidigheid, onzekerheid, leren denken in relaties en systemen, inbeelden van alternatieve meer hoopvolle toekomsten, creatief nadenken over en werken aan lokale en leefwereldnabije oplossingen.

Dit betekent niet dat kinderen minder moeten rekenen, schrijven en lezen of dat de reguliere vakken niet meer nodig zijn. In tegendeel: je kunt ook rekenen aan sociale ongelijkheid of aan de groei van de plastic soep in de oceanen, je kunt ook ‘begrijpend’ leren lezen aan de hand van een tekst over de toename van extreem weer. Topografie en aardrijkskunde kun je leren aan de hand van de routes die klimaatvluchtelingen of avocado’s nemen om hier te komen. Je kunt leren over biodiversiteit en bodemkwaliteit bij het vergroenen van het schoolplein. Duurzaamheidsvraagstukken vormen bij uitstek een rijke en betekenisvolle context voor het leren van wat veelal ‘de basis’ wordt genoemd.

Natuurlijk, het onderwijs staat onder druk. Klassen blijven te groot, de vrijheid om van het curriculum af te wijken is te beperkt, de administratieve last te hoog, salarissen te laag.  Het is nogal een uitdaging om onder dergelijke omstandigheden het roer om te gooien, zeker wanneer vanuit het beleid vastgehouden wordt aan een fixatie op toetsing en examinering, het stijgen van een paar plekken op de PISA-rankings (Programme for International Student Assessment) en het steeds afleggen van verantwoording aan bestuur, inspectie en ouders.

Het kan dan ook niet de bedoeling zijn dat voor ieder maatschappelijk probleem een stukje onderwijs ontwikkeld wordt door veelal externe partijen die dat vervolgens proberen in het curriculum te duwen of erop te plakken. In het verleden heeft dit weleens geleid tot een wildgroei aan educaties op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, natuur- en milieu, burgerschap, consumptie, ontwikkelingssamenwerking, water, mensenrechten. Je zou voor ieder van de 17 Sustainable Development Goals wel zo’n educatie kunnen verzinnen maar dat is, een tikkeltje ironisch misschien, de dood in de pot van onderwijsvernieuwing, ten behoeve van een duurzamere wereld.

En daarmee kom ik op de kracht van de publicatie Duurzame ontwikkeling in het PO want er wordt hier bewust gekozen voor een andere benadering: geen ‘knip en plak ‘-benadering maar een integrale benadering die alle facetten van onderwijs en een school behelst zonder dat er een heel palet aan nieuwe inhouden wordt opgeplakt waarvoor andere inhouden moeten wijken. De kracht van de Whole School Approach is dat o.a. duurzaamheid, gezondheid en burgerschap als onlosmakelijk met elkaar verbonden worden beschouwd. De school bepaalt zelf welk label het meest tot de verbeelding spreekt en op welke wijze er het beste aandacht aan kan worden besteed in het curriculum, pedagogiek en didaktiek, de eventuele aanpassing in de schoolomgeving, de professionele ontwikkeling van docenten en schoolleiding de wijze waarop mensen zelf handelen in de school (school als leer- en oefenplaats) en de wijze waarop de school haar eigen visie, met input van de leerlingen, bepaalt en de school wordt geleid. Feitelijk wordt duurzaamheid hiermee een katalysator van onderwijsvernieuwing waardoor onderwijs relevanter, responslever en verantwoordelijker wordt voor de tijd waarin wij leven.

Hierbij komt ook het hele kind meer in beeld omdat dergelijk onderwijs beter aansluit bij de leefwereld en leefomgeving van het kind. Met aandacht voor niet alleen cognitieve meet-en toetsbare ontwikkelingen’  maar ook voor sociaal emotionele ontwikkeling. En het ontwikkelen van hoopvolle handelingsperspectieven doordat het kind ook ruimte krijgt om zelf te experimenteren, te veranderen en daarvan te leren.

Vaak wordt duurzaamheid geassocieerd met zwaar, moeilijk en ingewikkeld maar wanneer kinderen en jongeren de gelegenheid krijgen om zelf te werken aan zaken als een schooltuin, klimaatbestendigheid, circulariteit, een deeleconomie, een repair café, een groen dak in de wijk, dan blijkt dat het ook energie, creativiteit, vertrouwen en een goed gevoel kan opleveren.

Het plezier dat teams beleven door met de Whole School Approach het onderwijs relevanter, responsiever en verantwoordelijker te laten zijn, is een aanmoediging om aan de slag te gaan!

Tekst: Arjen Wals | Foto: Alexandr Podvalny / Unsplash

Wie is Arjen Wals?
EJ. Wals, Professor of Transformative Learning for Socio-Ecological Sustainability, Wageningen UR UNESCO Chair Social Learning for Sustainability.

Meer inspiratie:

‘Elke plek kan een dierbare plek worden’

Nieuwe NADO-collega Froukje Zumbrink wil bijdragen aan een wereld waarin we zorgen voor elkaar, de ander en de natuur.

Een concept voor duurzame VO-scholen

Een poging het containerbegrip 'duurzaam onderwijs' te verduidelijken en weerstand weg te nemen.

Verbeelding tegen klimaatstress

Voor steeds meer jongeren geeft de blik op hun eigen toekomst onrust, stress of zelfs angst. Met de kracht van fantasie kunnen docenten hen daarbij helpen.