In vrijwel alle discussies over thema’s als klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en armoede komt vroeg of laat het onderwijs als allesoplosser aan de orde, oftewel de visie dat scholen hét middel zijn om internationale en nationale problemen – sorry: ‘uitdagingen’ – aan te pakken. Is die impact van het onderwijs zo groot en wat doen scholen in de praktijk aan lessen over natuur, milieu en klimaat?
Klimaatmars in Amsterdam, 6 november 2021.
Vrij recent publiceerden wij over de uitkomsten van het onderzoek naar de invulling en aanpak van duurzaamheidseducatie van de inmiddels afgestudeerd bestuurskundige Joanne Kooiman. Het nuttige van onderzoek zoals dat van Kooiman is dat alle begrippen weer eens stevig onder de loep worden genomen en dat je in een kort tijdsbestek helder voorgeschoteld krijgt wat het probleem is, welke oplossingen denkbaar zijn, waarom iets niet gebeurt en wie betrokken zijn bij de oorzaken en gevolgen van het probleem. Kooiman heeft in haar onderzoek zowel in theorie (de literatuur) als in de praktijk (interviews met stakeholders) de invulling – of het gebrek ervan – van duurzaamheidseducatie onderzocht.
Geïntegreerde benadering is nodig
Het centrale onderwerp van duurzaamheidseducatie definieert zij als‘het leren over duurzaamheid, natuur en milieu’. Kooiman omschrijft deze vorm van educatie als volgt: ‘Deels vallen daar lessen onder over onderwerpen als biodiversiteit, grondstoffen en voedsel, maar ook over welzijn, circulaire economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze brede aanpak stelt leerlingen in staat om weloverwogen beslissingen te nemen rondom milieu-integriteit, economische levensvatbaarheid en een rechtvaardige samenleving wat resulteert in wereldwijde, nationale en lokale actie waarin mensen een positieve invloed hebben op het milieu. De verschillende onderwerpen moeten niet afzonderlijk van elkaar behandeld worden maar in een geïntegreerde benadering, zodat leerlingen verbanden kunnen leggen.’
Kooiman schetst met haar laatste opmerking een perspectief: ‘Qua functie [van duurzaamheidseducatie] gaat het om bewustzijn creëren bij leerlingen, wat leidt tot een duurzame en veerkrachtige samenleving. Duurzaamheidseducatie vormt de sleutel tot menselijke ontwikkeling, hoe je leeft, produceert en consumeert.’
Invulling en aanpak in impasse
Gekeken naar de praktijk stelt Kooiman vast dat de aandacht voor duurzaamheid in het voortgezet onderwijs (vo) erg versnipperd is en dat het vo een voorbeeld kan nemen aan het mbo door ook samenwerking te zoeken met bedrijven. De wetenschapper in de dop trekt haar conclusie voorzichtig: ‘De invulling en aanpak van duurzaamheidseducatie lijkt (sic) in een impasse te zitten.’ Als oorzaken van deze impasse stelt zij dat het probleem tweeledig is: ‘Enerzijds vergt de integratie van duurzaamheidseducatie inspanningen van vele sectoren en actoren, op verschillende niveaus, waardoor het een groot veld is waarbinnen consensus gezocht moet worden. Anderzijds vinden er nog steeds veel discussies plaats over de concrete inhoud en vormgeving van duurzaamheidseducatie. Beleidsmakers dienen rekening te houden met de langetermijneffecten voor de samenleving en de planeet.’
Hier raakt Kooiman wat mij betreft een van de kernoorzaken van de impasse waar het onderwijs in verkeert als je het hebt over duurzaamheidseducatie. Politici zijn vrijwel alleen bezig met de waan van de dag en kortetermijnoplossingen terwijl dit onderwerp om lange termijnoplossingen vraagt zowel qua inhoud en vorm als qua financiering. Mijn stelling is daarom: duurzaamheidseducatie komt alleen verder als je het docententekort structureel oplost. Of een andere: het rondpompen van 8,5 miljard euro voor incidenteel onderwijsgeld (twee jaar) onder de titel Nationaal Onderwijsprogramma lost de crisis in het onderwijs niet op.
Even terug naar 2014
We kunnen vaststellen dat we al jarenlang weten wat de echte problemen zijn, los van de Covid19-epidemie. Zo sloten in 2014 veertig jongerenorganisaties een verdrag met de Tweede Kamer voor het stimuleren van duurzaamheid in het onderwijs. Het verdrag werd ondersteund door werkgevers en milieuorganisaties. Van Unilever, DSM en Gasterra tot Milieudefensie en Greenpeace. Het verdrag leverde weinig op behalve het doorsluizen van subsidies naar enkele organisaties zoals de coöperatie Leren voor Morgen en een niet afgemaakte inventarisatie op www.toekomstbehendig.nl.
Hoe zat het in 2020
Zes jaar later nam de Kamer weer een motie aan, mede op initiatief van NADO en ingediend door de Partij voor de Dieren, om een onderzoek te doen naar de stand van zaken rond duurzaamheidseducatie. Het bleef lang erg stil in de omgeving van onderwijsminister Slob. In mei van dit jaar schaarden tientallen organisaties zich achter een manifest om de boel op te schudden en om te investeren in onderwijs. Binnenkort start er weer een onderzoek naar de stand van zaken rond duurzaamheidseducatie door de coöperatie Leren voor Morgen.
Waar zijn we in 2030
Ik vrees dat de stelling van onderzoeker Kooiman bevestigt dat duurzaamheidseducatie zich in een impasse bevindt. En we zijn weer een jaar verder. De temperatuur stijgt, de zeespiegel rijst, de wereld staat in brand. Laten we aan de slag gaan met het maken van een toekomstplan voor 2030, met het curriculum te verduurzamen, leerlingen meer invloed te geven op hun onderwijs, van de kabinetsformateurs te eisen dat er een langetermijnvisie komt op toekomstgericht onderwijs, dat de overheid de regie neemt om docenten te faciliteren het onderwijs echt een bijdrage te laten leveren aan de internationale en nationale problemen van vandaag, morgen en overmorgen.
Waar wachten we nog op?!
Zullen we gewoon zelf aan de slag gaan? NADO heeft onlangs het idee gelanceerd om 20 docenten, 20 leerlingen en 20 experts op het gebied van pedagogiek en didactiek uit te nodigen om het Toekomstplan 2030 uit te werken. Doorbreken we zo de impasse rond duurzaamheidseducatie? Geef je mening of meld je aan: info@academievoorduurzaamonderwijs.nl
Tekst: Henk Tameling | Foto: Trisha Goossens