In de betekeniseconomie laten we ons raken door problemen; zodat we er iets aan kunnen doen, aldus Kees Klomp. Ecologie is daarbij uitgangspunt. Henny van Dongen spreekt hem over zijn inzichten.
De ecologische, sociale en individuele kosten van het huidige economische systeem zijn zo hoog geworden, dat er sprake is van een existentiële crisis. Kees Klomp pleit voor een volledig nieuw economisch narratief: de betekeniseconomie; een existentiële benadering van economie dat ons individuele, menselijke bestaan koppelt aan het universele, natuurlijke bestaan. Daarin spelen de relatie en dynamiek tussen zelfbeeld en wereldbeeld een belangrijke rol.
In je boek Betekeniseconomie haal je verschillende auteurs aan die over het thema van jouw boek, een nieuw economisch verhaal, hebben geschreven. Wat draagt jouw boek bij aan het werk van die auteurs?
‘Vóór Betekeniseconomie heb ik het Thrive boek geschreven, een verzameling van essays over denkers die ik inspirerend vind in het duiden van hedendaagse vraagstukken. Mijn studenten bleken nog nooit van deze denkers gehoord te hebben. Ze zijn niet opgenomen in het curriculum, op Kate Raworth na. Maar zij is slechts een van de vele heterodoxe denkers.
De conventionele economie bestudeert gedrag. Kenmerkend aan de heterodoxe denkers is dat ze allemaal een stap terugzetten en de vraag stellen: wat maakt je tot mens? Betekeniseconomie is een poging om deze denkers te duiden. Ik zie ze als een nieuw geluid binnen het economisch domein.’
Je ziet in de maatschappij polarisatie, omdat de benodigde transities voor velen te snel gaan, en voor anderen te langzaam. Zou het vertrekpunt van de betekeniseconomie hier een bemiddelende rol in kunnen spelen?
‘Het vertrekpunt is voor mij dat wij ten diepste existentiële wezens zijn. Als mensen worden we gedreven door geloofssystemen waar we verhalen aan koppelen. We hebben verhalen nodig waarmee we ons kunnen identificeren. Wat ik probeer te doen met betekeniseconomie, is mensen bewust maken van hun verhalen. Voor de meeste mensen die neoklassieke economie op de middelbare school hebben gehad, is dat de objectieve waarheid. Als je met ze gaat praten blijken ze zich te identificeren met de homo economicus. Maar de homo economicus is een karikatuur.
Economie is geen objectieve methodologie. Het is per definitie gekleurd door de bril waardoor mensen naar de wereld kijken. De economische leer is hier zelf heel helder over, want er zijn niet voor niks twintig scholen. Het allerbelangrijkste is dat mensen dit beseffen en ervaren dat economie een actieve rol van hen als oordelend wezen vraagt. Betekeniseconomie begint daarom bij de relatie tussen wereldbeeld en zelfbeeld. Er is een constante dynamiek tussen die buiten- en binnenwereld.’
Bestaat het risico dat het positieve mensbeeld dat past bij het ‘interzijn’ net zo’n karikatuur wordt als de ‘homo economicus’?
‘Ik vrees dat dat een valkuil is. Op het moment dat we iets hebben waar we in kunnen geloven, gaan we het ideologiseren. Het wordt dogmatisch. Daarom laten wij studenten de bril zien, waardoor ze kijken. Wij noemen dat normatieve professionaliteit. We zetten interzijn neer als vertrekpunt voor een andere manier van kijken naar onszelf. We zeggen tegen onze studenten: “Hiermee nemen we stelling, dit is normatief, dus je moet je hiertoe verhouden. We willen dat je hier iets van vindt.” Dat levert vaak hele interessante dialogen op, omdat we de studenten meenemen in het nadenken over keuzes. Als we dat met neoklassieke denkbeelden doen, is dat voor veel studenten moeilijk om te verwerken, omdat ze dat niet hebben geleerd.’
In je boek beschrijf je het transformatieproces waar we als maatschappij doorheen moeten in drie stappen: willen, denken, kunnen. Bij willen gaat het om het veranderen van onze attitude. Hoe denk je het gat tussen de conventionele attitude en de betekeniseconomie-attitude te overbruggen?
‘Je refereert aan immersie, dissolutie en amplitie, dat zijn de drie bouwblokken van mijn systeemveranderingstheorie. Immersie gaat over één van de kwaliteiten van de menselijke geest: kunnen versmelten met een subject. Waarom is dit belangrijk? Om iets te kunnen doen aan problemen, moeten we die problemen niet van een veilige afstand analytisch bekijken, maar moeten we ons laten raken door de problemen.
Ik zie dat de norm is om je vooral niet te laten raken, om mensen in ontmenselijkte hokjes te stoppen, je bent een producent, consument, huishouden, doelgroep, of koopkracht – dat creëert allemaal afstand. Economen hebben ook de neiging om met natuur instrumenteel om te gaan. De uitdaging is dat je ook het niet-menselijke leven ziet.’
Het begint dus eigenlijk met die immersie, we kunnen de andere stappen alleen maken als we onszelf, zoals jij het noemt, laten raken. Maar hoe bereik je dat?
‘Er zijn in onderwijspedagogisch-didactisch opzicht drie knoppen waar we aan kunnen draaien en de meest dominante knop is de kennisknop. Docenten hebben kennis en die dragen ze over aan studenten, dat wordt in de pedagogiek kwalificatie genoemd. We zorgen dat studenten objectief meetbare dingen leren die we kunnen toetsen. We hebben ook socialisatie: de vaardigheden. Hoe moet je die kennis toepassen? De eerste is ongeveer 90% van het onderwijs, de andere, socialisatie, ongeveer 7% en dan houd je nog 3% over. En dat is, in termen van Gert Biesta, een pedagoog, subjectificatie. Subjectificatie draait om persoonsvorming.
Na drie jaar onderzoek doen op het gebied van betekeniseconomie in onze Field Labs hebben we ontdekt dat de twee dominante knoppen die we gebruiken in het onderwijs nul effect hebben op het bewerkstelligen van immersie. Dus wij draaien het om, wij zetten 90% in op subjectificatie. De eerste drie maanden van het half jaar dat wij met onze studenten in het Field Lab betekeniseconomie zitten, gaat alleen maar over wie je bent, wat er aan de hand is in de wereld, en hoe je je daartoe verhoudt. En dan verandert alles.
Betekeniseconomieonderwijs is niet alleen een kwestie van nieuwe theorieën, nieuwe cognitie, nieuwe rijtjes die leerlingen uit hun hoofd moeten leren, het is nadrukkelijk nieuwe pedagogiek.’
Stel nou, dat we in een maatschappij leven waarin er geen of weinig problemen zijn waartoe we ons kunnen verhouden, hoe ga je dan met subjectificatie om?
‘Wij proberen continu intrinsieke en extrinsieke motivatie te laten matchen. Dat begint nu met de erkenning dat er problemen zijn in de samenleving. Dat is vandaag de dag niet ingewikkeld met klimaatverandering, de ineenstorting van biodiversiteit, groeiende welvaartsongelijkheid, politieke polarisatie, depressie en burn-out, het is te veel om op te noemen. Maar dit is allemaal extrinsiek, het komt op studenten af. Wat we tegelijkertijd doen is op zoek gaan naar een intrinsieke motivatie. Wat wil jij? Wat je dan ontmoet is dat ieder mens graag iets wil betekenen. Mensen zijn verschillig. Iedereen heeft de ambitie om iets van zijn leven te maken. Hierbij heb je je te verhouden tot anderen.’
Pyramide van Maslow.
‘Weet je waar we het nog niet over gehad hebben? Het mensbeeld dat ik als vertrekpunt neem. Ik baseer me op het gedachtegoed van Patrick Nullens en consorten van de Universiteit voor Humanistiek: Homo Florens. De Homo Florens-benadering zegt dat je de Maslow piramide op z’n kop moet zetten. De Maslow piramide heeft een brede materiële basis. Volgens de piramide begint het met fysiologische behoeften. En dan heb je het penthouse van de zelfverwerkelijking en daaronder zitten de sociale behoeften. Er zit een impliciete boodschap in dat spiritualiteit en sociale contacten een luxe zijn waar je je toe gaat verhouden op het moment dat je eerst je shit op orde hebt.
Als je gaat kijken naar geesteswetenschap, dus theologie, filosofie, maar ook antropologie, sociologie en psychologie, dan zie je dat de mens eigenlijk een spiritueel en sociaal wezen is, dat zijn de grote behoeften. Mensen op hun sterfbed hebben het altijd over de mensen van wie ze hebben gehouden en wat ze in het leven hebben betekend. De Homo Florens neemt dat als beginpunt. Dit is wezenlijk, omdat het in de conventionele economie de norm is dat het gaat om materiële behoeften.
Volgens mij worden die materiële behoeften groot gemáákt. Het materialisme is ons door de reclamewereld aangepraat. Hierdoor blijven we continu in een cirkeltje lopen daar beneden in die piramide. We verhongeren onszelf spiritueel en sociaal. Dat is voor mij echt de kern. Kantel het mensbeeld.’
Wat is volgens jou de toegevoegde waarde van Betekeniseconomie voor de lezers van het TEO?
‘Ik heb de lezers twee keer mogen ontmoeten op de VECON jaardag. Het zijn memorabele dagen, omdat ik allemaal mensen ontmoette die erkennen dat er iets fundamenteel mis is met het economieonderwijs. We zijn onze studenten of scholieren dingen aan het onderwijzen waar wij zelf niet meer achter kunnen staan.
De TEO-lezer heeft een veel belangrijkere rol dan de docenten op het hbo en de universiteit. Dat komt doordat de persoonsvorming plaatsvindt op de middelbare school en begint in het primair onderwijs. Hoe vroeger we jongeren na laten denken over hoe ze zich verhouden tot de buitenwereld, hoe beter het is.’
Hiermee begeef je je op het vlak van de rol van de school. Conventionele scholen zijn ontworpen voor het didactisch overbrengen van kennis, die 90%, dus wat voor een boodschap heb je dan naar leraren die zich gevangen voelen in dat ontwerp?
‘Het is mijn oproep aan alle TEO-lezers om verschilliger te worden. Ik vind dat je als je anno 2023 niet in verzet komt tegen het systeem dat de toekomst van onze kinderen aan het vernaggelen is, dan ben je onderdeel van het probleem. Dus stilzwijgen, meewerken, accepteren zijn vormen van tolereren. Aan docenten die het hier niet mee eens zijn wil ik één ding vragen: de erkenning dat ze normatief onderwijs geven. Ik vind dat ze daar dus iets te doen hebben.’
Lees ook de recensie over het boek Betekeniseconomie die Henny van Dongen samen met Chris Maas Geesteranus schreef.
Wie is Kees Klomp?
Kees Klomp (Haarlem, 1968) is voorvechter van de betekeniseconomie en maatschappelijk ondernemen in Nederland. Na een studie politicologie en communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, is hij bijna 15 jaar werkzaam geweest als marketing-adviseur bij de gerenommeerde internationale adviesbureaus BBDO, Y&R en TBWA, waar hij grote (inter)nationale merken adviseerde. Tegenwoordig geeft hij zijn passie gestalte als lector van de hogeschool Rotterdam, consultant, mentor, spreker, content-maker en ondernemer. Zijn boek Betekeniseconomie verscheen in februari 2022 bij uitgeverij Noordhoff.
Tekst: Henny van Dongen / 21steconomics Foto: collectie van Kees Klomp
Dit artikel is in juli 2023 gepubliceerd in TEO, het vaktijdschrift van VECON.